Golfen en vloeken: een twee-eenheid. 

Vroeger elitair, nu licht volkser. Een interessante ontwikkeling die duidelijk hoorbaar is. De golfsport gedijt bij de boer, op vele weilanden, in de bossen, tussen de vennen en nabij heidevelden. Hoorbaar door loeiend vee, klappende ganzen en vloekende lieden in de leeftijd van jong tot stokoud. En daar gaat een gedeelte van deze column over, columns  die doorgaans geheel ontsproten zijn aan de eigen bron, maar bij hoge uitzondering heb ik in een vrijpostige bui een grootmeester benut. “Dit mag ik mijn lezers niet onthouden, dit moeten ze lezen.” Dat is mijn hoofdmotief.

 Piet van Sterkenburg: “Binnen onze cultuur moet je de oorsprong gaan zoeken bij het werkwoord zweren en het gerecht. Een getuige of beschuldigde kon de garantie van God inroepen door in Gods naam te zweren of bij God zelf. De beklaagde vraagt God garant te staan voor zijn goede trouw. Hij stelt zich zelfs bloot aan de goddelijke woede in geval van een meineed, zoals geformuleerd in de moeder van alle vloeken God verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek.” 

Zonder enige schaamte ga ik met een doos vol respect met enige regelmaat kennis etaleren die ontleend is aan een verhandeling van professor dr. Piet van Sterkenburg citeren. Een inspirator met wie ik samenwerk sinds 2006 op het gebied van spelling, dit alles ten dienste van het programma “Hogeschooltaal”.Piet is inmiddels emeritus, reiziger, culinair genieter en nog steeds verslaafd aan de lettertjes, woorden en zinnen van de Nederlandse taal.

Hij schreef  juweeltjes van artikelen over een onderwerp dat mij mateloos boeit, vooral omwille van de kracht, de oorsprong en vooral door de massale toepassing, iedereen doet het, vrouwen evenveel als mannen: vloeken.

 Vloeken is gelijk een ventiel dat zich opent, een ontlading van lucht en in het menselijk verlengde daarvan een opluchting tot gevolg, een emotionele ontlading en  bevrijding.

Wie godvert of soortgelijke krachttermen gebruikt, werkt aan zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. Vloeken voorkomt hartinfarcten. Dit behoeft enige toelichting vanuit de medische wereld en die van de psychologie.

Haal extra zuurstof naar binnen om uiteindelijk de godverdegodverdegodver nog meer glans te geven. De luchtontlading bestaat uit rommel, afvalstoffen, koolzuurgas. Onze emoties en ons denkproces vragen een hoop zuurstof. Laat die  1.5 liter lucht d’r uit ploffen met het verlossende geluid van een juweel van een krachtterm. Het gevoel is bevrijdend, zo … die is eruit. De longen zijn schoon. 

Het is toch op z’n minst opvallend dat het uiterlijk zo gedistingeerde golfpubliek zich per ronde van 18 holes acht keer duidelijk hoorbaar bedient van grove krachttermen ( godver, godverdomme, godnondeju, godverdegodver, sakkerju), let wel: in het bijzijn van mannelijke flightgenoten. In gedachten gaan er 52 keer uiteenlopende krachttermen door zijn intelligente brein.

Grappig om het verschil waar te nemen wanneer de man golft in het bijzijn van vrouwelijke flightgenoten. De vloeken blijken dan een laf aftreksel van de reeds genoemde ( goeie god, god almachtig, jeemineetje, allejezus, gatsamme). Ook in frequentie neemt het aantal af, een en ander afhankelijk van het aantal behaalde stablefordpunten. 

Wat is er toch in de geschiedenis misgegaan, waar is ’t fout gelopen? De religie, waarop je talloze verwensingen kan terugvoeren, heeft toch in de 15e en 16e eeuw glashelder aangegeven dat de naam van God slechts met eerbiedige schroom gebruikt mocht worden, onder de meest gruwelijke dreigingen: wat te denken van de rechterhand afhakken, andere aardse straffen als met een gloeiend ijzer gefolterd worden, de tong korten en voor zes jaar uit Vlaanderen verbannen worden. Het was niet aan te raden te zweren op je eigen ingewanden in combinatie met de naam God, want je was bij ongelijk alles kwijt.

Een boeiende tijd!  Rond 1530, de hervorming , ging men tekeer: ajaszes,  jakkes. Zo waar…  niet mis! In de Renaissance waagde men ’t om termen als verdoemd, in `s-hemelsnaam, Goeie God en God allemachtig te gebruiken. Het moet niet gekker worden. 

In welke gebieden gedijt de vloek het best, het meest?

Als ik  de reeds genoemde voorbeelden begluur,  is de religieeen belangrijke bron; naast genoemde vloeken mag ik ook godverdeklote en godverdikkie als toppers noemen.

Natuurlijke objecten zijn ook bronnen van verwensingen, vooral in Scandinavië is dat het geval: bliksems; loop naar de, bliksem, de donder. 

Wat te denken van het gebied Ziekten : aids; kanker; klere, kolere; pest; pestpokke; pleuris; pokken; tering; tyfus en vlektyfus. Op al deze woorden rust ook een enorm taboe.

Vulgaire taal is een volgende bron van vloeken, ook Engelstalig: fuck, kut, klote, bullshit en shit. Vooral onder jeugd een geliefde vorm van verwensingen, mede door het internet en Engelstalige televisieseries. 

Onze zuiderburen vloeken meer met fecaliën en genitaliën. Uitwerpselen zijn dominant: kak, schijt en merde. Prachtige verwensingen kunnen naar uw hoofd geslingerd worden: krijg het vliegend schijt en gij kunt mijn kloten kussen. 

En dan zo maar uit het niets denk ik aan mijn moeder, een warme, zachte vrouw. De goedheid zelve gaf mij een prachtige jeugd, koesterde mijn kinderen alsof ’t de hare waren en … vloekte zij eigenlijk wel? Nee, nooit maar dan ook nooit heb ik haar ook maar in de buurt horen komen van lichte verwensingen, ze hield zich verre van grove taal. Ook nooit vloekjes als gossiedikkie, drommels, deksels, oh jeetje, potjesamme, verdraaid of gossie? Dus beste Piet: mijn moeder zal niet in het onderzoek zijn betrokken of heeft het gemiddelde drastisch beïnvloed. 

Tot zover deze serieuze verhandeling over vloeken als tussenwerpsel, de gevoelsontlading, de uitroep of krachtterm en als therapeutisch recept.

 Met dank aan Piet van Sterkenburg.

 Uw ZBGG columnist

 

 

 

 

Goejemorgen Bartels

 Zelden zo’n leuke, warme ingeving gehad. Piekeren is de laatste jaren tegen wil en dank een gewoonte geworden. Enkel en alleen ’s nachts en meestal op hetzelfde uur of op dezelfde uren.

Toegegeven, het gaat meestal over wat zware onderwerpen, over het leven met al z’n stekels en kraaienpoten, maar zo af en toe ook over schoonheid, kunst, schilderen en televisie. Het laatste klinkt wat ordinair in het mooie rijtje, maar toch fascineert het medium me, ondanks de beperkte tijd dat ik ernaar kijk. 

Tijdens het NOS-journaal kwam ik op de al eerder genoemde warme ingeving. De bekende korte melodie klinkt, je hebt je koffie voor je snufferd staan en dan komt het nieuws.

Op 5 januari 1956 het eerste NTS Journaal; het zal niemand verbazen dat ik me die zwart-wit sensatie niet meer herinner, laat staan de presentator. Nog sterker .. er was geen presentator, alleen een achtergrond-Polygoonstem !!

Het duurde nog tot 1961 voor het Journaal een heuse presentator kreeg, talloze vergeten figuren die elkaar in hoog tempo opvolgden.

In 1976 kwam Ed van Westerloo, hij deed zijn best en dat is toch ’t minste wat een mens kan doen. Dus … niets dan lof voor deze vakman, maar mij sprak ie niet aan. Wel had ik100% aandacht voor het nieuws en niemand die me afleidde. 

Tegelijkertijd moest ik een ander toppertje aanschouwen: Eugenie Herlaar.  Uit  TETERINGEN.  Een lokale bekendheid uit de omgeving van Breda.

Zelden heb ik zoveel onthouden van de nieuwsberichten; mijn focus was volledig gericht op beelden uit de hele wereld.  Als Eugenie in beeld kwam, was ‘t koffietijd. De doos had haar intrede gedaan in Hilversum.

De NOS besloot na Eugenie te kiezen voor het mannelijk geslacht in de personen van Wibo van de Linde en Eef Brouwers.

In 1984 ging het halfzes-Journaal van start met ……………….. jawel  Maartje van Weegen. Als ik haar zag, hoopte ik dat er snel nieuwsbeelden kwamen, hoe gruwelijk ook. Zo braaf, zo netjes, zo beschaafd en wat praatte ze netjes.  We groeien naar een climax . Lous Haasdijk doet haar intrede in de wereld van het dagelijkse nieuws.  Niet onaardig, maar het nieuws blijft verreweg het aantrekkelijkst.        Noortje van Oostveen en Elleke van Dooren kwamen uit het niets en verdwenen ook weer in hetzelfde niks. Ongetwijfeld talentvol, maar van casting met smaak was nog steeds geen sprake.

 

Joop van Zijl is voor mij toch een gunstige uitzondering. Hij straalde rust uit, had humor en kwam zeker bij de dames goed over.

Steeds gonsde het door mijn hoofd: “wanneer denken de keuzeheren of –dames eens aan de mannelijke kijkers? Zou ’t er ooit van komen dat we voor ’t nieuws thuis blijven, omdat een appetijtelijke dame wat nieuwtjes de kamer inslingert?

Tot 2008 mocht Noraly Beyer het nieuws presenteren, omdat ze een gekleurde emmer (Fred Emmer) zochten. Deze beeldbuistrekker kwam uit Zuid-Limburg, sowieso al geen pre. Het Roermondse kijkcijferkanon was bovendien hartstikke katholiek dus dat moest spaak lopen. Vergeet het maar, ze heeft 23 jaar lang kijkend Nederland verveeld met haar overzeese accent.

Wie na Joop van Zijl belast was met het selecteren van presentatrices van het Journaal is mij onbekend. Toch sta ik erop dat deze man of vrouw een lintje krijgt. Wat een bijzonder gevoel voor schoonheid, wat een neus voor een vibrerende stem, wat een waanzinnige smaak. En wat doe je met zo’n uitzonderlijk talent ?  Je pikt uit honderden gedreven, mooie en hongerige meiden Sacha de Boer.

Vanaf haar eerste optreden miste ik de highlights van het nieuws, de meest afschuwelijke moordpartijen gingen volledig aan mij voorbij en mijn politieke interesse daalde tot het absolute nulpunt. Niet zelden heb ik met open mond zitten kijken , vooral toen de NOS-directie de wandelformule introduceerde. Voor ’t eerst zagen we een lopende dame, met armene en benen.

 

                          

Sacha de Boer   1996-2013

En wat doet Sacha in 2013? Ze kiest voor fotografie, laat driekwart mannelijk Nederland in de steek en gaat kiekjes maken. Van die niemendalletjes, vogeltjes (mussen), bloemetjes en plantjes, haar vriendje/man, die daar niet op zit te wachten, want dat kost alleen maar geld en d’r komt geen stuiver meer binnen.

 

En wie komt er nu? Het wordt toch nooit meer zoals vroeger.

Vergeet ’t maar. Zeg nooit nooit. Wanhoop niet want wie nu het journaal presenteert, slaat alles:

’t loopt van de ene naar de andere statafel, gehakt met strakke rok, kijkt tamelijk onschuldig de huiskamer in en heeft een stem waar menig man van droomt, licht rokerig, vrij zwaar voor zo’n tenger lijfje. Ze spreekt foutloos Nederlands en kondigt op een warme manier de nieuwe weerjongen aan, Petertje. Dat kan er maar één zijn:                  Annechien, sorry       .. Annechientje.

 

Uw columnist

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nederlands voor buitenlanders

 Zo af en toe krijg ik het verzoek om een jongedame, woonachtig in het buitenland, de Nederlandse taal bij te brengen. Daarop zeg ik geen nee en in principe hoeft ze daar tot ik haar daadwerkelijk zie, niets voor te betalen We communiceren in het begin in het Engels, maar dat moet natuurlijk steeds minder worden.Op dit moment betreft dat een jonge vrouw uit Zuid-Europa, die in Nederland woont met een Nederlandse vriend.

Graag wil ik jullie kennis laten maken met de hoge moeilijkheidsgraad van onze taal en met mijn strategie en de bijbehorende didactische snufjes.Ik ben een sterk voorstander van variatie in opdrachten en eigen inbreng van de studente/cursiste.Tijdens zo’n eerste contact spreken we af dat ze aan het begin van elke les een wens mag uiten, een vraag mag stellen en een stukje tekst in het Nederlands voordraagt.Tevens hamer ik erop dat ze vooral haar zintuigen gebruikt om snel succes te hebben: geef je ogen goed de kost, luister naar anderen en zorg dat je altijd pen en papier bij je hebt om zinnetjes op te schrijven die je graag verklaard wil zien. 

Dat heb ik geweten. Normaliter bent u van mij columns gewend die de toets van elke beschaving en dus fatsoen kunnen weerstaan. Op het moment dat je je begeeft op poep- en piesniveau wordt dat een ander verhaal. Daarom maak ik al vooraf excuses voor het sporadisch volks taalgebruik dat gebezigd wordt in voetbalkleedkamers, bij Voetbal International, in hockeykantines tijdens de rust en op een willekeurige zondagmorgen in het paviljoen van Princenbosch. 

Aan het begin van les 3 vertelde ze dat ze met haar vriend op kraamvisite was geweest. Ze liet me een papiertje zien waar ze de volgende tekst op had geschreven:

“Jezus, wat een scheet zeg” en “ja, ’t is echt een scheetje!”.

Of ik dat wilde toelichten of uitleggen.

Daar sta je dan met 40 jaar onderwijservaring, met een stapel diploma’s opvoedkunde, pedagogie en didactiek.

Om tijd te winnen laat ik een stilte vallen en zeg dan Tsja ….

In een flits schoot de goede raad van mijn docent pedagogie door mijn hoofd: Jan, leg uit door dingen voor te doen, dat is helder. Nou kan ik wonderwel op commando duidelijke winden laten en zou daarbij ook  een houding kunnen aannemen van een plassende hond. Mijn gevoel zei niet doen jongen, het mag niet ordinair worden.

Ik besloot eerst het woord Jezus uit te leggen, omdat me dat tijd zou opleveren om de meest geschikte uitleg voor scheet te bedenken.

Over het algemeen plaats ik woorden in een context, waardoor ook andere begrippen aan de orde komen. Ondanks mijn enorme aversie tegen alles wat zich katholiek noemt, wist ik toch een en ander van Jezus te vertellen. Ik vertelde haar over de kribbe, het stro, armoe troef, Jozef de timmerman over het huwelijk van hem met de maagd Maria. Vertelde over maagd zijn en hoe daar een einde aan komt, over water lopen en water in wijn veranderen en over Hans Klok.

En verdomd, ze begreep het. 50% was uitgelegd.

Scheet is toch een ander verhaal, bovendien kan ze heel moeilijk de sch uitspreken, maar dat even daargelaten. Ik besloot om met voorbeelden een en ander duidelijk te maken. Ik wilde vooral de relatie met stank, gas en wind uitleggen om het begrip in een breder perspectief te plaatsen.

Mijn eerste voorbeeld ging over een varkensstal, waarvan ik de deur opende en op dat moment lieten duizend varkens tegelijk een wind. Ik probeerde met het dichtknijpen van mijn neus en ooooooh te roepen de stank te duiden. Dit kwam prima over. Vervolgens het voorbeeld van een treincoupé waar plots een poeplucht je neus binnendringt, wat veroorzaakt kan worden door een stille wind of poep onder iemands schoen. Langzaam maar zeker dacht ik begrip in haar ogen te zien, maar ook twijfel.

Een anekdote in de strijd gooien helpt ook prima; ik vertelde haar over mijn jeugd, over mijn vrienden op de camping en over de lucifers die je aanstak, de steekvlam als je je broek omlaag deed en een wind liet.

Ik dacht ..  kom maar op. Ik ben niet voor een gat te vangen en ging door met mijn uitleg. Allerlei soorten scheten heb ik de revue laten passeren, de geruisloze, de sokkenloper, de natte, de flubber, die met een hoge toon, de wind met orkaankracht en ga zo maar door. Toen ik haar ten slotte had verteld over remsporen, was mijn uitleg uitgeput.

En dan blijkt toch weer dat het Nederlands razend moeilijk is. Ze zei namelijk nog steeds niet te begrijpen dat iemand bij het zien van een baby “Jezus, wat een scheet” en “ja, ’t is echt een scheetje!” zegt. 

En weet je, bij les 5 kwam ze weer aankakken met een briefje. Hierop had ze geschreven “Wat een ongelofelijke lul, zeg”. Dat bleek een opmerking te zijn van haar vriend bij het zien van Andries Knevel. “Wil je dat eens uitleggen? “

Les 6 een vergelijkbaar verhaal. Ze leest op mijn advies eenvoudige artikelen uit pulpbladen. Het taalgebruik is daarin meestal basaal. Ze kwam met de volgende zin: “Een stinkend rijke Turk verkocht nepgeurtjes. Dat heeft hem geen windeieren gelegd. “ 

Iets voor een volgende column. 

Jullie secretaris

De Column van ......

Jan … de behanger

 

Je staat ervan versteld wat voor gigantische kennis en talent er in onze groep schuilt. Ga er nou eens goed voor zitten, denk eens na wat de diverse coryfeeën in hun mars hebben en tel dat nou eens op. Je krijgt een berg aan kennis verdeeld over de meest uiteenlopende onderwerpen; je bespeurt een wagon vol talenten die helaas vaak latent aanwezig zijn.

 Welnu, dat denken heeft me gebracht tot het schrijven van een eerste column over een talent dat helaas onopgemerkt is gebleven binnen de groep, maar verbazingwekkend goed is.De golfer/vriend die het betreft zal ik niet nader noemen, maar het talent zal des te scherper uit de verf komen. Enerzijds heeft het onderwerp iets droevigs, anderzijds komt er vaak in tijden van kommer en kwel iets wonderlijks, iets creatiefs boven drijven.

Scheiden doet lijden …. daar gaat het deels over.

Jaren geleden kwam het lijdend voorwerp naar me toe met de opmerking dat hij bij de buren (lees buurvrouw) verdeeld over enkele dagdelen een kamer had behangen. Zij had het gevraagd of hij had het aangeboden. Nou kun je me veel wijs maken maar niet dat hij gevraagd werd om zijn klustalent. Er moet dus iets anders aan de hand zijn geweest. Opvallend was zijn non-verbale communicatie; hij vertelde het me  handenwrijvend met een ingetogen glimlach.  Ietwat overdonderd kon ik niet veel meer uitbrengen dan “leuk voor haar, scheelt toch een hoop poen”.

Diep nadenkend liep ik naar huis en bij elke stap kreeg ik meer bewondering voor deze ex-handelsreiziger, annex verkoper. Ik wist dat hij in de verkoopwereld een erkend talent was, vele prijzen had gewonnen in de vorm van reisjes en bezoeken aan topwedstrijden in binnen- en buitenland. Maar behangen??

Hij liet me achter met een grote vraag: hoe krijg je ’t in godsnaam voor elkaar bij je buurvrouw een kamer te behangen met een diepere bedoeling. Er moet toch een moment geweest zijn waarop je dat aanbiedt; welke woorden gebruik je dan. Dat moet een geniale zin zijn geweest, een vraag die taalkundig zijn weerga niet kent. Nee, eenvoudig is dat niet. Je kunt niet aanbellen met de vraag: “Valt er hier nog wat te behangen?”

Stel dat het zo gemakkelijk was; dan zag het straatbeeld er heel anders uit. Mannen met rollen onder de arm en een bakkie stijfsel in de hand enz. enz.

Hij vertelde me ook nog dat ie ’t geluk had ook overdag zijn kunsten te mogen vertonen; zijn baas liet hem vrij in het indelen van zijn tijd, als ie maar zijn omzet haalde.  Zo kwam ’t voor dat er ’s middags werd behangen onder het mom van “met daglicht zie je de naden beter en het motief sluit beter aan. Als de felle zon binnen schijnt dan moeten de gordijnen half dicht.” En dat gebeurde dus ook.

Het is overigens logisch dat je dan naar elkaar toe groeit, zeker als die lieve buurvrouw ook nog meehelpt.

Ook zo benieuwd naar die ene, geniale openingszin? We vragen ’t wel op zondagmorgen, wie weet wordt er een gewild geheim onthuld. Niet dat we er in de praktijk veel aan hebben, want daar zijn we met z’n allen te onhandig voor. En ga je buurvrouw eens na ………………..  alleen toch maar stucwerk tegenwoordig.

 Columnist J.

 

 

 

 

 

Het drama Rougemont 

27 Augustus 2010 een dag om niet licht te vergeten. 11 ZBGGers rijden ’s morgens om half 10 richting Rougemont, een parel van een golfbaan in de Belgische Ardennen. Helaas, de weersvoorspelling is ondermaats en dat zullen we merken ook. Frappant dat het humeur van de lieden hieronder niets te lijden heeft, terwijl bij aankomst donkere wolken bijeenkomen als ware het een overleg waarin afgesproken wordt die Ollanders eens goed van katoen te geven. 

Om 11 uur vertrekt de eerste flight, het is droog en zo waar…. we bespeuren iets blauws in de lucht; het zal toch niet zo zijn dat het geluk van de vorige dag nog niet op is!

 Om deze column goed te kunnen volgen of het decor waartegen het drama zich gaat afspelen op de juiste waarde te schatten eerst iets over de groep die na ons de golfbaan aanvalt. Het is een groep van ongeveer 30 Walen die reeds 20 jaar hun jaarlijkse hoogtepunt vieren met 18 holes Rougemont. Volgens politiek België hebben Walen het niet breed en dan is het verklaarbaar dat ik opving dat zij een jaar lang wekelijks € 1,20 sparen om hier te kunnen golfen. De eigenaar voelt dat goed aan en stelt buggy’s beschikbaar, geweldige geste richting deze gelukkige armoedzaaiers. Frisse, vrolijke gezichten, intens gelukkig en in hoge verwachting van hun ruim 3 uur durende gevecht met veel te kleine balletjes.

 Welnu, bij de start van onze eerste flight is het droog…. Dit zal duren tot en met hole 2. Niet slecht. De eerste flight wordt bemand door 3 directeuren (van een taalimperium, een gewezen kopstuk van een fabriek in plastic hang- en ligwerk en een mede-directeur van knederij D&K) en een gewezen hoge Piet uit het leger. Een gewichtige flight die als zij het een automatisme, onbewust accepteert dat heer S de leiding neemt. Niet vreemd als je weet dat hij een schat aan ervaring mee sjouwt in het leiding geven, gedurende bijna 6 jaar het opperhoofd is geweest van een van de grootste golfclubs in Nederland en nog steeds aanzien geniet als het gaat om kennis van de golfregels, inclusief etiquette.

Deze eerste flight wil afslaan op de derde hole, maar als het gaat hozen besluit heer S de zaak stil te leggen. Eerst denken zijn flightgenoten nog dat er tijd wordt genomen om regenkleding aan te trekken, maar nee… heer S slaat niet af en zal wachten tot het droog wordt. Verbazing alom, te perplex om te reageren wachten zijn flightgenoten onder het dak van de buggy tot het sein gegeven wordt van doorgaan. We kijken elkaar aan en denken hetzelfde: voor regen stoppen???? Ja, voor gebroken benen, hartaanvallen en onweer met bliksem, dan wel, maar voor een bui??

Na ruim een half uur vervolgen we onze tocht en gaan ervan uit dat dit een vergissing is die we hem niet meteen kwalijk nemen, we zijn immers gezellig met z’n allen uit. De groep Walen denkt daar ongetwijfeld anders over. Ze zijn niet te zien maar je kunt wel raden dat daar wat merdes en sacre dieus over de tongen rollen.

 Het blijft even aangenaam tot de 8e hole en dan valt het er weer mals uit. Met ingehouden adem kijken we zonder dat afgesproken te hebben, naar heer S. Hij kijkt met strenge blik omhoog en vindt dat we even moeten stoppen. Hooguit een kwartier duurt deze wederom illegale pauze.

De meest gruwelijke gedachten komen bij me op: wat gaat het Waalse gezelschap doen? Zou heer D en zijn flightgenoten al contact hebben met het steeds agressiever wordende gezelschap? Zouden zij het nu nog houden bij verbaal geweld?

Het wordt weer droog, het golfen is erbarmelijk en heer Kr besluit op de 14e hole richting clubhuis te gaan, niet om het slagveld te vermijden maar alleen om het weer. De schuilperiode op de 14e duurt bijna drie kwartier. Af en toe loopt heer S met in zijn kielzog heer Ke vanonder zijn schuilplaats met de paraplu naar het midden van de fairway…. Zou hij toch ??? Nee, hij wacht.

De achterliggende flights ergeren zich groen en geel, heer D loopt rood aan en heer Ke trekt wit weg…. Zo waar een kleurrijk schouwspel.

 Uiteindelijk worden in droge toestand de laatste holes gespeeld. Ondertussen heeft een Waal contact gezocht met de aanvoerder van de laatste flight heer D.  “Dit kan toch niet, we lopen ruim 5 uur in de baan; ze zouden u van de baan moeten halen”. Heer D hoort het uiterlijk in alle rust aan, inwendig kokend. Het komt gelukkig niet tot een treffen, maar de jaarlijkse golfdag van de vrienden uit Wallonië is verpest voor het eerst in 20 jaar.

 Zich van geen kwaad bewust zet heer S zijn spullen in de auto; goed gehumeurd bestelt hij een koffie en ziet na ruim een half uur de Walen door en door nat binnendruppelen.

 Na een pint, een wijntje en wat fris vertrekken we naar ons hotel. In mijn ooghoeken zie ik nog de prijsuitreiking van het vochtige clubje, ’t is zonde.

 Heer S,

Je bent niet gedaald in mijn achting

Maar een acht is wel een daling

Etiquette was altijd een negen

’t komt door die verdomde regen.

 

 

De meiden zonder Rrrrr 

Een druk weekje achter de rug met veel indrukken; de geepurreet vond ik wel het dieptepunt en waarom eigenlijk? Moeilijk uit te leggen, het ligt me gewoon niet. Sowieso ben ik geen voorstander van massagebeurtenissen; liever in kleinere kring gek doen dan voor het front der natie.En juist gebeurtenissen met wat minder volk, liefst nog op lokaal niveau, daar wil ik ‘t deze keer over hebben.

Mijn buurman vroeg op een prachtige zondagmiddag of ik zin had om even mee te rijden naar de hockey; zijn schoonzoon had gevraagd de twee kleinkinderen van 10 en 12 op te halen om een uur of vijf, omdat hij bij hoge uitzondering niet op tijd in Breda kon zijn.

 “Waarom nu al”, vroeg ik. “het is toch pas drie uur?” “Het is daar altijd reuzegezellig en vandaag is er een belangrijke wedstrijd, we kunnen daarvan nog iets meepikken”. Vooruit dan maar; ik ben namelijk helemaal geen hockeyfan, heb nog nooit een wedstrijd in levenden lijve gezien.

 De Ford mondeo gestart en weg, de bossen in en aan de rand van het bos draaiden we de parkeerplaats op. Inderdaad het moet een belangrijke wedstrijd zijn, want de parkeerplaats is nagenoeg vol. Opvallend hoe weinig mondeo’s er stonden, volgens mij waren wij de enige temidden van de suvs, BMW’s en soortgelijke gladjanussen.

Ik besefte toen nog niet dat dit een onvergetelijke middag zou worden, achteraf had ik het gevoel dat een kind heeft in een snoepwinkel. 

De poort eenmaal gepasseerd, viel me op dat het rond het hoofdveld weliswaar druk was, maar ook bij de andere velden stond behoorlijk wat publiek. Een gevoel van tevredenheid maakte zich van mij meester; allemaal blije gezichten, er werd veel gelachen en begroet. Achteraf hoorde ik dat dit in schrille tegenstelling stond met de sportieve prestaties van de club: zo’n beetje de helft van alle elftallen stond op het punt te degraderen of was al gedegradeerd. Toch had dat geen invloed op de vrolijke stemming. Sjongesjonge, wat een blijheid.

Ik zei tegen mijn buurman dat ik wat rond wilde kijken en later wel naar die twee kinderen kwam kijken.Op zo’n moment wordt de onderzoeker in mij wakker; ik wil weten wat voor vlees ik in de kuip heb, wat die lui zo blij maakt. Niet dat ik meteen mensen aanklamp voor een praatje, nee integendeel: als een quasi onverschillige supporter beweeg ik me van groepje naar groepje, zonder ook maar de minste indruk te wekken dat ik hen moeiteloos afluister.

Behalve het smaakvolle blauw van de spelershirts valt me de witte kleding op bij de dames. Hier moet sprake zijn van gezamenlijke inkoop. Zonder precies geteld te hebben schat ik het aantal dezelfde witte leggings op meer dan honderd, hagelwit en strak zittend om het onderstel van de dames. Een beetje hak is niet aan de dames besteed, plat of bijna platte schoenen, niemand uitgezonderd. Leuk, leuke dames ook, er lopen mooie meiden, vrouwen tussen, verdomd leuke meiden. Het klit allemaal bij elkaar en dan zie je hoe uniform de kleding van deze mensen is. Leuk. 

Ook bij de heren moet en masse ingekocht zijn, behalve sokken dan want bijna niemand draagt hier sokken. Heel apart, best grappig eigenlijk. Te beginnen bij de schoenen; het lijkt wel verplicht lichtbruine stappers te dragen zonder sokken. Overhemden met dit weer zijn blijkbaar ook uit den boze. Polo’s met een logo dat niet in mijn kast hangt. Enig speurwerk op internet wees uit dat de shirts iets te maken hadden met Ralph lauren, Tommy Hilvinger, Burberry, La Coste enz. Veel lichte broeken EN …… die lachwekkende, houtkleurige brilletjes, een mengeling van licht en wat donkerder bruin met slechts twee à drie verschillende monturen, variërend van klein rond tot iets groter. Ik vermoed als iemand een wind laat binnen enkele minuten het hele stel een wind laat, een volgzame club in doen en laten, blij vooral. Overigens heel grappig om een keer mee te maken. 

Ik loop richting kantine (oei, heet dat hier kantine?) en meen op zo’n tien meter afstand mijn vroegere huisarts te zien. Dan gaat onmiddellijk mijn hand omhoog, hij kijkt wel maar reageert niet. Het is ook alweer twee jaar geleden dat we elkaar gesproken hebben en dan herken je natuurlijk één patiënt tussen de honderden niet meer. Wat dichterbij roep ik “dag Bertram” en dan bespeur ik toch enige herkenning: een nauwelijks waarneembaar knikje waarna hij zich weer mengt in de prietpraat van zijn soortgenoten. Toch leuk een bekende tegenkomen.

Bijna bij de bar roept mijn buurman me met de vraag of ik een blonde jongen wil en daar zeg ik geen nee tegen. Mijn grote passie is en blijft het taalgebruik van mensen te beluisteren. Nou dan kun je hier je hart ophalen, fantastisch, origineel en tegen alle taalwetten in, heerlijk. Onvoorstelbaar dat je op zo’n zondagmiddag zo gelukkig kunt zijn, in een heel aparte wereld leeft en dat allemaal op nog geen vijf kilometer van huis.

Mijn plaats bij de bar geeft me de eerste aanwijzingen dat we ons hier niet onder normale mensen begeven en dan bedoel ik dat positief: aparte mensen, anders dan buiten de poort van dit complex. “Doe mij maar een biertje”, “Roderick, een blonde rakker graag”, “Mag ik een metertje hout, jongeman”( 10 glazen in een houten plank met gaten). Er is geen hond die een pilske bestelt of een juupke. Leuk toch!

Opmerkelijk dat in talloze woorden de R, vooral bij dames achteloos uit het alfabet is geschrapt; ik herken dat overigens ook op tv bij Gooise vrouwen. “We gaan ervoo….” hoorde ik een dame roepen langs de rand van het veld. Moeilijk om na te doen, ik moet mijn mond, tong en alles wat een klank vormt in de meest vreemde standjes wringen en dan nog..  Heel apart, leuk ook.

En dan de begroetingen!!!  Heerlijk om dat te horen, hoe komen ze erop?

“Kèrl, geweldig je te zien”, “So kèrl, Babetje er ook bij?”. Prachtig om te horen dat Kèrl en het maakt niets uit of iemand groot of klein is, dik of dun, iedereen is hier een kerel. Volgens mij is dit een sterke sociale karaktertrek van dit gepeupel; het lijkt me heerlijk om als man van 1.64 en 58 kilo aangesproken te worden met kèrl.  Je hoort hier echt niet: he, ouwe rukker of so, mafkees. Begroetingen van oud met jong zie je nogal eens verzanden in : “Pieter-Bas, m’n jongen, leuk”. Of zelfs een mix: “Kèrl, m’n jongen, heb je Henriette thuis gelaten?”.

Heel apart, leuk.En natuurlijk, je zit erop te wachten: hoe gaat dat bij de dames?  Ook hier anders dan anders.

Vooral langs het veldje met groepjes moeders hoor je nog eens wat. Als er zo’n witte legging aanschuift, ongeacht leeftijd, dan hoor je vaak: “dag meisje, leuk je weer te zien”, “ach meid, kom je ook eens kijken?”. Toch beginnen dames bijna altijd met het noemen van de voornaam, nee, geen Anita, Priscilla of Sjaan maar sjieke, hockeyproof voornamen. Als je hier Claire roept, kijken zomaar twintig leggings in jouw richting; Henriette en Elsemieke doen het ook goed.

We zeggen wel eens in de gewone wereld: “het gaat werkelijk nergens over”, nou dat gaat hier helemaal op. Shoppen staat met voorsprong op nummer 1 en dan met name waar! Een middagje Milaan, Londen, Parijs en Brussel. Een paar uur winkelcentrum Hoge Vucht heb ik niet gehoord, zouden ze ook eens moeten doen, achterin bij Vögele broeken voor nog geen 40 euro, t-shirtjes (ook met logo) voor een tientje.

De dames zijn wel geïnteresseerd in het wel en wee van de mannen: “Is Floris-Jan al terug uit Dubai?”, “Kijk Olivier eens lief aan voor zo’n BMW-1 tje”, “Werkt Diederik nog naast zijn coschap?”.

Toch even wat anders, maar wel leuk, grappig.Een ettertje van 11 jaar was eigenlijk de enige dissonant deze middag: een kereltje met een voorgeprogrammeerd hockeykapsel, een lok voor de ogen en net geen matje zei tegen z’n moeder: “weet je wat jij kunt…” en gooide vervolgens zijn middelvinger in de strijd. Mijn handen gingen jeuken en in gedachten had het lulletje een trap onder z’n achterste gehad met harde landing op het kunstgras en vervolgens had ik ‘m aan z’n haren in de auto gegooid, een maand geen zakgeld en elke dag corvee. En wat zei Lotte-Lieke?  “Jan-Jonas, dat doe je niet meer hè!”

 “Zijn we eens weg?” hoorde ik m’n buurman zeggen en in ras tempo liepen we met de twee kleinkinderen richting Mondeo.

Wat een middag, leuk zo’n blije, geüniformeerde groep lieden, hartstikke grappig die brilletjes met bruine stappers, een wereldje met een eigen taal, heerlijk. 

Bedankt buurman.

 

 

Back to the carrots 

Een titel die smeekt om uitleg. Welnu, deze column gaat over een onzer en wel de jongste … heer Ke en zijn prinsesje D.

In een fractie dacht ik nog aan back to the roots, maar de lengte van beide hoofdpersonen nodigt daar niet toe uit. Bij roots denk ik aan grove boomwortels en juist… ook aan een peen, ook al is die vertaling heel anders. Fijnmazige wortels, haarvaatjes, dat subtiele, dat hoort bij mijn hoofdpersonen.

De heer en mevrouw gaan naar Indonesië met vrienden. En alles wat ik u wijsmaak berust enigszins op waarheid. De echtgenote van uw columnist heeft immers zes jaar daar gewoond weliswaar als bleekscheet en gezegend met baboes voor 24 uur, die achterin de tuin op zo’n 200 meter hun eigen onderkomen hadden. Een deel van haar kennis heeft ze op mij overgebracht en dat rechtvaardigt mijn standpunt: er zit wel wat waars in mijn verhaal. Overigens mijn schoonvader zaliger, een oude koopvaardijman, had heel grote handen en kon 3 bruine kotertjes tegelijk over hun lieve bolletjes aaien. Aardige man.

En dan rap terug naar Holland want Soekarno pikt het niet meer. Mijn dame T  heeft trouwens nog een hand van Soekarno gehad. Ze heeft dat pas verteld na onze trouwdag. 

Op een vroege zondagmorgen vinden we het nodig om op Princenbosch over onze vakantieplannen te vertellen; de tijd is er immers rijp voor. Heer Ke neemt het woord en snoevend geeft hij aan naar Indonesië te gaan met 8 personen, so hé! Vervolgens meldt hij luchtjes dat er 2 chauffeurs klaar staan met bolides die hen door de Gordel van Smaragd zullen rijden.

De hamvraag is: moet dat nu, is dit geen foute reis, twee chauffeurs die onvoorwaardelijk gehoorzamen,  kun je niet wat rustiger aan doen? 

 Hoe zou die reis eruit zien?? 

Onze hoofdrolspelers hebben hun reis gedegen voorbereid: op kosten voor sjieke, dure kleding wordt niet gekeken; de ogen van die arme sloebers vallen uit de kassen. Ook zullen heer en mevrouw Ke zich voorstellen in de taal van de autochtonen, studeren dus in het Maleis en Papiamentos: “Mij uit Holland, mij golf spelen bij Beenakkers, mij bevriend met schatrijke heer G, mij Harley Davidsonrijder, mij pas nieuwe auto gekocht en vaak veel geld geven aan goede doelen zoals daar zijn mijn kinderen”, ook zijn lieve vrouw D laat zich in beide talen horen met de zin: “ik ook”.

 En dan wordt het gissen, wat gaan ze daar doen? Heer KE heeft al het een en ander daarover verteld.

Twee lokale chauffeurs zullen het gezelschap een onvergetelijke vakantie bezorgen met tochtjes door het onmetelijk grote land, een ongeëvenaard eilandenrijk. Hoogtepunten moeten worden de ritten langs de straat- en straatarme plaatselijke bevolking. Er zal langzaam gereden worden zodat zwaaien nog enige zin heeft.

Moet je voorstellen:  ’s morgens vroeg bestijgen zij hun SUF, 8-cylinder,  online netwerk, Lane Change Warning, LED-verlichting, TwinPower Turbo V8 en Steptronic achttrapsautomaat. Al heel snel gaan ze stapvoets rijden want de eerste nederzetting nadert. Koning Ke begint met rechte rug al in een gezapig tempo te knikken naar de eerste bewoners, de chauffeur meldt dat dit nog de rijken onder de armen zijn met 6 euro per maand, verdiend op de Lassi toverrijstvelden. Ze knikken terug, althans de mannen en kinderen. De vrouwen komen voorzichtig in beweging als Prinses D langzaam wappert met haar Vuitonneke. Wat een lieve, vriendelijk mensen.

 

                         veelkleurige woonwijk in Jakarta

   

 

Naarmate de tocht vordert wordt de armoede beter zichtbaar. Genietend van een ijskoude Moet & Chandon, proostend met de tweede SUF blijven de koning en de prinses knikken en wapperen, eigenlijk best zwaar, ware het niet dat de Carpaccio van St. Jacobs schelpen en de Gebakken Tarbot (hoe houd je dit warm, knap!) je toch overeind houden.

De begroetingen worden steeds warmer; zo’n beetje aan het eind van de tocht zitten de straatarme lijfjes zelfs met open mond te kijken naar het schatrijke spektakel dat in een passend tempo voorbij trekt. Het valt niet mee de armpjes in de zwaaihouding te krijgen, maar de oogjes glimmen voor even.

Zo af en toe zien ze een wat oudere man met wit gewaad tussen de enthousiaste menigte, waarschijnlijk een genezer, een gewezen medicijnman. Koning R. geeft dan steevast de chauffeur een commando te stoppen, omdat hij wel verwantschap voelt en zich hierop verbaal in twee talen heeft voorbereid. Hij klimt zijn SUF uit en loopt over de stoffige weg richting het medisch fenomeen: “mij ook wrijver en kneder in Holland, mij bijna met pensioen, mij goed pensioen hebben zonder gat, mij zelfs met naalden kunnen werken en dan in vel steken, nee geen veren in de reet, gewoon naalden, mij als cadeau best demo willen geven van 5 minuten op jonge vrouw tussen 15 en 20 jaar op een Sumatrasje”.

De blik van de medicijnman wordt ineens nors, hij trekt wit weg en Koning Ke loopt in een ongebruikelijk hoog tempo terug naar zijn companen; ze rijden weg en vragen zich af wat deze misplaatste boosheid veroorzaakte. Zeker te kort die 5 minuten, denkt hij. Je moet het toch allemaal maar willen doen in die vochtige hitte. 

Zou ’t zo kunnen gaan? 

Uw columnist hinkt op twee gedachten; de eerste laat ik onbesproken, de tweede is er een van “ik kan me best voorstellen dat ze terug willen naar waar hun ouders en voorvaderen hebben geleefd”.

Er gaat nl. een hoop liefde vanuit. Wat breng je niet allemaal teweeg met die ritjes! Even laten zien hoe ’t ook kan, een doel brengen om voor te leven. Even een glimlach toveren op die smalle smoeltjes, even een glimp van bewondering ontlokken, even uit die macabere sfeer van alledag halen, even verbaasd kijken naar lieve mensen met dezelfde kleur maar dan anders. Elke glimlach is er een ook al beseffen onze reizigers dat hun goedheid een druppel op een gloeiende plaat is, maar moet je het dan maar laten?

 Later hoorde ik dat het Bali wordt, zeg dat dan eerder.

 

 

 

Golfdispuut op zondagochtend

 

 

 

In navolging van ons aller Marc, die diverse familieleden aanspreekt met heer G en heer … zal ik deze betiteling ook gebruiken; zeker in het kader van de privacygevoeligheid op internet.

 

Nee, niet meteen weer een column maar gewoon een reactie op de wijndiscussie, die mijn president dreigde te verliezen.

 

Met onderstaande bewijzen ga ik mijn vriend heer Ki volledig rehabiliteren.

Enthousiast terugkijkend op zijn reis met zijn lief  naar Beaune e.o. verhaalde heer Ki op een heet terras over de prachtige rode wijn van Pommard, compleet met dat wat hij had gehoord van een Belgisch stel dat jaar in jaar uit de Cote d’Or doorkruiste om wijn in te kopen.

Ongelovige blikken van enkele wijngoeroes zoals daar zaten heer D en heer G, die Pommard als bekend champagnehuis herkenden; anderen betwijfelden of hij het wel goed gehoord had: “schrijf je het niet als pommes-art” zei wijnkenner heer L op ondubbelzinnige wijze en of Alzheimer misschien al ……….

Met een gevoel van grote vertwijfeling vertrok heer KI naar Bavel en ondanks alles zijn zonnige humeur behoudend.

 

Welnu, beste maat!! Je hebt volkomen gelijk. Pommard en Champagne hebben niets met elkaar te maken. Nee, helemaal niets. Op internet is er een importeur van dakbedekking en gevelbekleding (Leikon) die een van zijn dakpannetjes noemt:

 

Grof bezande rechthoekige leipan 

Sable champagne en sable Bourgogne

www.leikon.nl

 

Oh, was heer D daarmee in de war?

 

Pommard Clos des Epeneaux

 

Zomaar wat citaten:

“De Pommard premier cru Clos des Épeneaux, de enige wijn die hier dan wordt geproduceerd, wordt met het jaar beter. De 85 is al zeer goed, de 88 is fijn, de 89 excellent en de 90 briljant.

“Clos des Épeneaux is van grand cru-kwaliteit”. En juist nu wordt bekend dat wijnbouwers in Pommard de procedure zijn gestart om hun beste premiers crus, waaronder voornoemde akker, opgewaardeerd te krijgen tot grand cru – een lange weg, die niet snel tot succes zal leiden.

Het Clos des Épeneaux is daarmee een premier cru van de bovenste plank, hetgeen sinds de professionele zorg van talenten als Pascal Marchand en Benjamin Leroux steeds duidelijker wordt.
De Pommard premier cru Clos des Épeneaux is een juweel en bovendien een monopole. De familie van Comte Armand – er zijn, naar ik denk te weten, 8 aandeelhouders in de familie – is alleeneigenaar van dit juweel en heeft de wijngaard tot nu toe steeds onveranderd kunnen doorgeven aan een volgende generatie. Hier dus geen opsplitsing en versnippering, zo kenmerkend voor Bourgogne.”

 

Zo dat is de wereld uit.

 

Van kale knikkers, de dingen die voorbij gaan.

 

Bewondering, louter bewondering. Die kon er wat van, die Jaap.

Zowel Engelse en later Italiaanse spitsen gingen de dag voor de wedstrijd naar hun moeder met betraande ogen: morgen speel ik tegen Jaap!

Jaap met zijn kale hoofd, zijn norse blik en zijn meedogenloze inzet. Altijd op de juiste plaats, hoog uitspringend boven zijn verdediging, spijkerhard in de duels en voor niets en niemand bang.

Jaap was een van de eersten die met zijn kale knikker en angstaanjagende blik het vele spitsen dun door de broek deed lopen. Een authentieke uitstraling die later te pas en te onpas volgelingen opleverde.

Slechts enkelen in zijn generatie mogen ook bogen op een dergelijke reputatie: Pierluigi Collina, de Italiaanse scheidsrechter die zes keer op rij tot 's werelds beste werd uitgeroepen. “Oppassen vlegeltje” stond met grote letters op zijn kale hoofd geschreven. Net als Jaap iemand die maar zelden iets zei, je alleen maar aankeek met een blik van er zijn bazen en knechten en jij bent de knecht.

En wat te denken van het indrukwekkende hoofd van Louis, nee niks van Gaal, Van Dijk, Couperus, Neefs, Armstrong, Davids of Vuitton……. Onze eigen Louis!! Een glimmende titser met karakter, met kleurnuances van de impressionisten en een vorm die doet denken aan Dali’s meesterwerk “geboorte van de nieuwe mens”.

 

En dan begint de verloedering, komt de klad in de expressiviteit van het kale hoofd. Niet geheel onlogisch want wie wil er niet uitzien als Stam, Gabreels of Collina. Wie wil er geen indruk maken op vrouwelijk schoon, hunkerende fans en kwijlende buurvrouwen. Massaal gaat men aan de haarloze bol, hooligans volgen, motorbendes rijden met zonder helm, Sugar Lee Hooper treitert Nederland met Jo met de banjo en zelfs politieke kopstukken overschatten de werking van hun biljartbal.

De mode heeft in de jaren 80 en 90 het gladgeschoren hoofd opgewaardeerd tot trendy coupe en wat nog erger is: kale knarren genieten de reputatie van onvermoeibare sekstijgers met een macho-achtige uitstraling.

We overschrijden het millennium en wat gebeurt in de voetbalwereld waarvoor iedereen heeft gevreesd? Juist, de voetballende badmuts die denkt dat het aantal vleespetten de kracht van het elftal bepaalt. Mijn gedachten schieten onmiddellijk naar het Italiaanse elftal op het WK 2010 met een kale Cannavaro, Chiellini, kaal, woeste blik en gezegend met een haviksneus (als je daar niet bang van wordt !!!). Helaas het effect was nihil en de vernedering na de eerste ronde compleet.

En wat te denken van de Slowaken. De camera’s gleden tijdens de nationale hymne langs de talloze glimmende knikkers van de spelers. Getrainde blikken van norsheid en ontevredenheid, dit moest toch indruk maken op de van Persies en Schneiders van het Nederlands elftal. Toen ik later bij het Nederlandse volkslied Van Bommel en De Jong zag glimlachen wist ik het zeker. Die Slowaken sloegen de plank volledig mis, mogelijk dat in enkele gehuchten in het oostblok nog mensen licht bevreesd zijn voor deze koppen, op het mondiale voetbaltoneel stonden de heren gewoon voor lul. Had dan niemand de lange, gespierde voetballers erop kunnen wijzen dat de fase babyface nog niet verlopen was? Het deed me denken aan de pamperreclame waarin volwassen baby’s met luier in een box aan het spelen waren. Her en der een tattoe had de zaak misschien nog wat op kunnen krikken, maar daar hadden de kubuskoppen uit het oostblok niet aan gedacht.

Is er dan helemaal geen hoop meer voor de biljartbal? Een kleine hoop gloort in de uitslag van recent wetenschappelijk onderzoek: oudere vrouwen vinden jonge, kalende mannen aantrekkelijk.